Om uw kennis over het onderwerp verder uit te breiden, bezoek eventueel ook volgende sites :
- http://www.eco-bio.info
- http://www.toiletteacompost.org
Om zelf een biogestuurd strooiseltoilet te maken, klik hier, of haal het schema in pdf formaat van het internet [Plannen werden aangepast door Olivier Vienne, uit Écaussine in België]
Om woningen uitgerust met «EAUTARCIE» te bekijken, klik hier.
Het is leerzaam een getuigenis uit Andalousië (Spanje) te lezen over de weldaden van Eautarcie in een droge streek.
Om een algemeen schema te zien van een PLUVALOR systeem, klik hier.
Om het algemeen schema van een compleet TRAISELECT-systeem te bekijken, klik hier.
Eerste publicatie van de tekst in het Frans op de huidige pagina op www.eautarcie.com: 2003
Aanpassing van de originele tekst en eerste publicatie van de huidige pagina op www.eautarcie.org: 2012-03-04
Bijgewerkt: 2012-03-04
Veel milieudeskundigen beschouwen het gebruik van een waterloos toilet als één van de meest gevorderde vormen van ecologisch bewustzijn. Ze hebben overschot van gelijk, alhoewel de argumenten die ze daarvoor op tafel leggen om hun standpunt te verdedigen niet altijd even juist zijn.
Hun pleidooi voor waterloze toiletten is gebaseerd op twee kerngedachten: de vervuiling en de verspilling van drinkwater veroorzaakt door wc’s. Deze argumenten zijn zeker valabel, maar eigenlijk zijn dit twee kleinere aspecten binnen de veel ruimere context betreffende de grondslagen van duurzaam waterbeheer. Die ruimere context wordt door de aanhangers van waterloze toiletten nauwelijks aangehaald.
Door de talrijke discussies die ik met fabrikanten en handelaars in waterloze toiletten gehad heb in de loop der jaren, ben ik beginnen beseffen hoezeer de twee hierboven vermelde kerngedachten de verspreiding van waterloze toiletten in de weg stonden en nog staan. «De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens» is wellicht de uitdrukking die het best de situatie typeert.
Hinderpalen zijn op meerdere niveaus terug te vinden :
Samengevat, de waterloze toiletten voor het grote publiek in de handel zijn redelijk comfortabel, maar te duur. Hun ecobalans is twijfelachtig. Er is nog een lange weg af te leggen vooraleer diegenen die pleiten voor de alles-in-het-riool-aanpak zich van hun milieuschadelijk gedrag bewust zullen worden. Het is jammer om het zo te moeten stellen, maar door een gebrek aan wetenschappelijke onderbouw zijn het juist diegenen die waterloze toiletten produceren en verkopen, die de toekomst ervan ondergraven.
Mijn discussies met de ontwerpers en verkopers van waterloze toiletten monden snel uit in dovemansgesprekken. Zelfs indien geconfronteerd met analytische feiten, blijven ze zich vastklampen aan vanuit wetenschappelijk oogpunt voorbijgestreefde, zelfs schadelijke, technische oplossingen. Dan redetwist ik nog liever met de academische sanitaire technische ingenieurs die uiteindelijk de juistheid van mijn argumenten beamen. Wetenschappers onder mekaar begrijpen mekaar beter, zelfs al staan ze niet aan dezelfde kant. Als collega-wetenschappers alle wetenschappelijke argumenten hebben uitgeput, brengen ze het ultieme argument van de wettelijke eisen op het gebied van gezondheid en zuivering naar voor. Bij milieudeskundigen daarentegen, tenminste bij diegenen die nog niet verder gedacht hebben dan de klassieke oplossingen, verzuurt de discussie al snel, omdat zij vaak in emotionele reacties vervallen.
De eerste verkeerde opvatting is de scheiding van urine en vaste mest.
Een Deens ontwerper van waterloze toiletten verklaarde ooit tijdens een openbare zitting georganiseerd door een Brussels architect [2] dat «dieren in de natuur niet noodzakelijk op dezelfde plaats ontlasten en urineren». Dus is het heel «natuurlijk» om de twee effluenten van mekaar te scheiden. Er zijn echter geen wetenschappelijke gegevens voorhanden die deze verklaring onderschrijven.
Men zou beter toegeven dat men de twee van mekaar scheidt uit technische overwegingen, nl. vanuit de wens om de twee soorten effluent gescheiden te behandelen. Urine, die gemakkelijk in een gescheiden reservoir gestockeerd kan worden, maakt 90% van de massa van onze mest uit. De gedroogde vaste fractie neemt maar weinig plaats in beslag. Vanaf het ogenblik dat urine uit het toilet wordt afgevoerd door het eenvoudigweg te laten wegsijpelen, kan de verwijdering van het vaste gedeelte dat nog rest makkelijk enkele maanden wachten. Dankzij deze handigheid leunt het gebruik van een waterloos toilet sterk aan bij dat van een wc. De toevallige gebruiker ziet praktisch geen verschil. De nieuwste technologieën snellen te hulp: de pot krijgt een laag op basis van silicone waarop vloeistoffen niet blijven kleven en de urine vloeit weg zonder sporen na te laten. Het vastgelegde doel van de constructeurs is bereikt: onze ontlasting wordt afgevoerd en aan ons zicht onttrokken : we kunnen verder blijven doen alsof en het probleem negeren.
Interne compostering in een tank onder het toilet vindt zijn oorsprong in de bekommernis om ons niet of zo weinig mogelijk met onze ontlasting te moeten bezighouden. Jammer genoeg is het niet mogelijk om in een tank of in een put de noodzakelijke aërobe voorwaarden voor een goede compostering te creëren. De echte compostering vindt plaats op de bodem zelf, in symbiose met de fauna die in de bodem leeft. Alle anaërobe gisting, in tanks niet te vermijden, onttrekt stikstof en ook een groot deel koolstof aan het humusvormingsproces, en maakt de weg vrij voor vervuiling door nitraat en ammonium.
De tol voor dit intelligente comfort is jammer genoeg aan de hoge kant, zowel op technisch en financieel vlak als op het vlak van het leefmilieu.
Op technisch vlak doet de scheiding van de urine automatisch geuren ontstaan die ingewikkelde en dure oplossingen vereisen. Zoals we zullen zien bij het biogestuurd strooiseltoilet, ligt de sleutel voor de eenvoudige beheersing van geuren juist in de hereniging van urine en vaste mest met het strooisel. Als men de twee scheidt, dan treden geuren op bij de beide fracties. Om deze te verwijderen, heeft men een systeem met buisjes en met geforceerde ventilatie nodig. Een klassiek waterloos toilet zoals het Clivus Multrum [3] beslaat een ruimte zo groot als een kamer in een woning, om nog maar te zwijgen van de doorboringen doorheen plankenvloer, plafond en dak. Eén stroompanne en het geurafzuigsysteem, dat de klok rond moet werken, valt stil; gevolg : geuroverlast en ... vliegen.
Men moet echt wel een installatie willen hebben die gemakkelijk 5 000 € kost in aanschaf (nog te vermeerderen met de kost van de plaats die hij in huis inneemt) en voor ongeveer 100 à 200 € aan elektriciteit per jaar. Indien de goedgelovige gebruiker zich de moeite had getroost om de milieu-impact van zijn toilet na te gaan, dan zou hij snel naar de dichtstbijzijnde loodgieter gestapt zijn om een klasssiek wc en een goed zuiveringssysteem te plaatsen.
De tweede verkeerde opvatting is het gelijkstellen van gedroogde vaste mest met humus.
Bijna alle waterloze toiletten in de handel werken volgens hetzelfde principe [4]. Wanneer men in de kleurrijke catalogi van deze toiletten bladert, valt vooral het stilzwijgen op over waar de urine uiteindelijk terechtkomt. En wat nog het meest aanstoot geeft, is dat men een product dat enkel uit gedroogde fecaliën bestaat «compost» durft te noemen. Van zodra men urine van de vaste fractie scheidt, wordt de compostering van die laatste problematisch. Wanneer men de vaste fractie met turf mengt, dan vindt er, in het beste geval, een soort rijping plaats door verdroging, maar zeker geen humusvorming.
De ontwerpers en verkopers van waterloze toiletten zijn niet de enigen die het «voorrecht» hebben niks van de aard van humus af te weten. Tijdens mijn discussies met sanitaire deskundigen ben ik vaak stomverbaasd omtrent de draagwijdte van hun onwetendheid op het vlak van pedologie (= de studie van bodems); kennis die nochtans van kapitaal belang is om inzicht te krijgen in de milieu-impact die zuivering heeft. Onlangs nog was één van deze deskundigen verbaasd over mijn terughoudendheid inzake het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw. Volgens hem bevat dit slib ook organische stof identiek aan humus. Stikstof uit zwart water komt dus volgens hem via het slib op de bodem terecht onder de vorm van humus. Daaruit zou men dan moeten concluderen dat collectieve zuivering een bepalende rol speelt in het behoud van de vruchtbaarheid van onze landbouwgronden. Zelfs als men abstractie maakt van de zware metalen die zich in het zuiveringsslib bevinden, kan men gemakkelijk aantonen dat deze redenering helemaal geen steek houdt. Het is dan ook des te erger dat veel «groenen» van goede wil of verkopers van waterloze toiletten ook dit soort vanuit wetenschappelijk oogpunt onverdedigbare ideeën verkondigen. De verspreiding van deze ideeën belet op doeltreffende wijze de veralgemeende bewustwording van de milieuschade die aangericht wordt door de huidige (en door de wet opgelegde) sanitaire praktijk.
De derde verkeerde opvatting is het geloof dat gestockeerde urine zonder problemen in de tuin gebruikt kan worden.
De organische stikstof in urine die wordt verzameld in een tank zal, dankzij de werking van een enzym dat altijd in urine aanwezig is [5], vrij snel omgevormd worden in ammoniumionen. Dit verklaart de ammoniakgeur (NH3) van urine die enkele uren in een nachtemmer heeft gezeten. Als men weet dat ongeveer 80 % van de organische stikstof uit onze ontlasting zich in de urine bevindt, wordt meteen het belang duidelijk van een juiste verwerking van urine voor het ontvangend milieu.
In feite kan stikstof in ammoniakale vorm in de natuur enkel de weg van oxidatie volgen. Er worden aldus bijzonder giftige nitrietionen (NO2-) gevormd die tot nitraat oxideren (NO3-). De in een tank van het toilet gestockeerde urine wordt omgevormd tot een ammoniumconcentraat dat nitriet- en nitraationen bevat. Fabrikanten van waterloze toiletten raden aan de gestockeerde urine 8x verdund te gebruiken voor de bevloeiing van planten.
Na water te hebben toegevoegd om de urine 8 maal te verdunnen, vraag je je af waar de aangekondigde waterbesparing gebleven is waarmee de fabrikant zijn product rechtvaardigde. Het probleem zit in het percolatie- en oxidatieproces van de ammoniak die zich in de vloeistof bevindt. In ammoniakvorm (NH4+) sijpelt stikstof nog makkelijker en rapper [6] naar de grondwaterlagen dan in nitrietvorm en is er bijzonder schadelijk. De ammoniumionen aanwezig in de aan de oppervlakte verspreide vloeistof oxideren tot nitraten. Deze hebben een onbetwistbaar bemestend effect en gedragen zich als een chemische meststof, maar dan schadelijker, want ze bevatten bovendien ook nog eens zeer giftige nitrietionen (NO2-). Stellen dat gestockeerde en verdunde urine zonder probleem in de tuin gebruikt kan worden is dus een standpunt dat enkel kan ingenomen worden op basis van een totale onwetendheid op het vlak van de fysicochemische processen die in de gestockeerde urine plaatsvinden en ook op het vlak van die processen die het bodemleven sturen.
Samengevat, het uitspreiden van urine in de tuin komt overeen met het uitspreiden van dierlijke aal. Dat is des te meer waar omdat finaal ook hetzelfde met de gedroogde vaste fractie gebeurt. Normaal gezien is dit soort uitspreiding aan dezelfde reglementeringen als die van dierlijke aal onderworpen. De hoeveelheid in de vorm van aal uitgespreide stikstof (N) mag de 200 kg per jaar per hectare (in Europa) niet overschrijden. Om bijgevolg de 10 kg stikstof jaarlijks «geproduceerd» door één persoon in de vorm van urine en mest uit te spreiden, heeft men een tuin van minstens 5 are (500 m²) nodig. Een gezin met 4 personen heeft dus al een tuin van 20 are (2000 m²) nodig. Heeft men niet zoveel plaats, dan overschrijdt men de normen.
De vierde verkeerde opvatting is het geloof dat het grootste voordeel van een waterloos toilet waterbesparing is.
We hebben eerder gezien dat, onder meer door de verdunning van urine met het oog op gebruik in de tuin, de waterbesparing niet zo groot is als vooropgesteld. Deze valse opvatting leidt tot een nog ergere: het waterloos toilet heeft als hoofddoel om watervervuiling te vermijden. Daar zit uiteraard waarheid in, maar daarbij moet even de aandacht gevestigd worden op het feit dat urine uitgespreid in de tuin onze drinkwaterreserves meer vervuilt dan de klassieke zuivering van zwart water. Het logische gevolg van deze verkeerde opvatting is het geloof dat een goede zuivering van zwart water de schade veroorzaakt door het gebruik van spoeltoiletten herstelt. Dit is, zonder enige twijfel, de grootste fout met de zwaarste consequenties. Het is ook de idee die diegenen die zich om het milieu willen bekommeren naar het dwaalspoor brengt van de zuiveringssystemen met planten. Op het gevaar af in herhaling te vallen, moeten we erop blijven hameren dat een goede methode om zwart water te zuiveren niet bestaat. De schade wordt berokkend op het moment dat de mest met behulp van water wordt afgevoerd en deze schade is onomkeerbaar [7].
Met in het achterhoofd het ontraden van het gebruik van een spoeltoilet én van het gebruik van de in de handel verkrijgbare waterloze toiletten, kan de lezer zich nu terecht afvragen wat hij dan eigenlijk wel moet doen.
Om op die vraag te antwoorden moeten we :
De basiswet
Ten eerste, hier is de tekst van deze wet:
De basiswet
Iedere kilogram plantaardige en dierlijke biomassa die men niet op een gezamenlijke manier herintroduceert in het bodemvormingsproces, verzwakt de productiecapaciteit van het ecosysteem en vormt een bedreiging voor water en/of lucht.
Dit leidt telkens opnieuw tot een verstoring van de grote natuurlijke cycli zoals die van stikstof, fosfor, koolstof en ook water.
Wat is «plantaardige of dierlijke biomassa»?
Plantaardige biomassa | Dierlijke biomassa |
Hout, dode bladeren, stro, stengels, loof, kolven, enz. | Dierlijke resten, dierlijke en menselijke mest. |
Rijk aan koolstof, arm aan stikstof. | Rijk aan stikstof, arm aan koolstof. |
Hoge koolstof/stikstof-verhouding (C/N) (tot 300). | Lage koolstof/stikstof-verhouding (C/N) (ongeveer 7). |
Zonder het oordeelkundig samenvoegen van deze twee soorten biomassa en hun introductie in het bodemvormingsproces, is er geen duurzaam waterbeheer en geen dito voedselproductie. | |
Daartegenover: de mobilisatie en de introductie van alle beschikbare biomassa in het bodemvormingsproces zouden de wereld van al zijn water- en voedingsproblemen verlossen in minder dan twee generaties tijd, zonder een beroep te moeten doen op grootkapitaal. |
Als men de hoofdoorzaken van alle waterproblemen die men overal ter wereld tegenkomt, onder de loep neemt, dan ontdekt men dat verkeerde beslissingen met betrekking tot biomassa steeds weer aan de basis van de problemen liggen. De massale vernietiging van de biomassa onder het mom van «energetische toepassingen» of «zuivering» ontwricht de biosfeer in steeds groter (en mogelijks fataal) wordende mate. Zelfs een niet onaanzienlijk deel van het broeikaseffect is toe te schrijven aan het verkeerde beheer van biomassa.
De menselijke fecale biomassa is verre van een «verwaarloosbare hoeveelheid». De stikstof in menselijke mest vertegenwoordigt 40% van de stikstof die wereldwijd gebruikt wordt in de landbouw. In het rijk van de (grote) landdieren, neemt de mens qua biomassa de tweede plaats in na de runderen en vóór de varkens. Met het oog op een duurzaam beheer van de biosfeer is de massale vernietiging van menselijke mest onder het mom van zuivering een soort collectieve zelfmoord. In die zin is het principe van zuivering van zwart water op zich, welk systeem er ook gebruikt wordt, onverenigbaar met het begrip duurzame ontwikkeling [8].
Deze idee valt beter te begrijpen wanneer men de paragraaf over Het belang van humus leest in het hoofdstuk gewijd aan de aspecten van ecologisch sanitair beheer.
Om aan de voorwaarden van de basiswet te voldoen, moet men een technische oplossing vinden die onze stoelmest gezamenlijk met plantaardige biomassa weer in de humusvormingscyclus brengt. Het biogestuurd strooiseltoilet (BST) is een voorbeeld van een techniek die aan die voorwaarden beantwoordt.
Kort samengevat, wat moeten we in onze relatie met onze ontlasting herzien ? We moeten eens en voor altijd erkennen dat onze mest geen afval is waar we vanaf moeten, maar dat hij integraal deel uitmaakt van het ecosysteem waarvan wij allen afhangen. Onze voeding komt voort uit de aarde, onze mest moet naar die aarde terugkeren, weliswaar volgens een proces waar men best inzicht in verwerft, zodat geen onherstelbare fouten worden begaan.
Lees hierover meer in het volgende hoofdstuk over De moeilijke relatie met onze ontlasting.