De hier ontwikkelde beschouwingen zijn enkel bruikbaar voor zij die kiezen voor het PLUVALOR-systeem. Ze verschillen op een aantal punten van de standpunten die watertechnici innemen en ze moeten dus met een kritische ingesteldheid gelezen worden.
Anderzijds wordt de lezer ook uitgenodigd om de mededelingen van watertechnici verbonden aan distributiebedrijven met dezelfde kritische geest te lezen. Vergeet immers niet dat een technicus, in dienst van en betaald door een watermaatschappij, zich vaak verplicht voelt om de standpunten en de belangen van zijn werkgever te verdedigen. Hij kan in geen geval zomaar om het product heen dat door de maatschappij verkocht wordt.
De hier gemaakte bemerkingen betreffende de wettelijke aspecten van het gebruik van water moeten worden beschouwd als een standpunt van een burger inzake waterbeleid. De keuze voor het PLUVALOR-systeem is een beredeneerde en persoonlijke beslissing die strikt tot de privésfeer moet behoren.
De tekst op deze pagina werd voor het eerst gepubliceerd in het Frans op www.eautarcie.com: in 2003
Dit hoofdstuk is aangepast en vertaald uit het Frans door Jos Debouvere. De Nederlandse versie werd voor het eerst op deze pagina gepubliceerd www.eautarcie.org: 2011-08-11
Bijgewerkt: 2015-03-30
«Drinkwater» is een juridisch begrip vastgelegd door de wet dat bepaalt aan welke voorwaarden water moet voldoen voor menselijke consumptie. Er zijn voor dergelijk water een vijftigtal fysicochemische en microbiologische parameters, maar deze waarborgen de gezondheid van de gebruiker niet.
In het hoofdstuk gewijd aan chloor in het water overlopen we de nadelen van de techniek van de chemische desinfectie. De idee volgens dewelke men ten allen prijze water moet gebruiken dat geen ziekmakende bacteriën bevat, bepaalt vandaag de wettelijke normen voor drinkbaar water. De bacteriologische normen leggen de lat zeer hoog, door op te leggen dat geen enkele zogenaamd besmettelijke fecale bacterie in het water aanwezig mag zijn. Met dergelijke normen kan men niet om chemische ontsmetting heen.
Voor zover wij weten, zijn de grenzen voor de aanwezigheid van bacteriën nooit bepaald geweest door epidemiologische studies over het tolerantieniveau van een gezond individu, maar altijd in functie van de technische mogelijkheden geboden door de chemische ontsmetting.
Wanneer men de bacteriologische normen voor water plaatst tegenover de werkelijkheid op het terrein, stelt men incoherenties vast. Met de toenemende gevoeligheid van de opsporingsmethodes voor bacteriën, kan vastgesteld worden dat het moeilijk is om deze normen te respecteren in een natuurlijk water dat geen chemische ontsmettingsmiddelen bevat. De ervaring leert dat een mooi zuiver waterstaal snel «niet drinkbaar» verklaard kan worden ten gevolge van een zeer lichte besmetting – die trouwens volkomen onschadelijk is – die zich heeft voorgedaan net vóór uitvoering van de analyse.
Dat is het drama van een aantal kleine melkveebedrijven die al generaties lang melk van goede kwaliteit produceren. Na een bacteriologische analyse van hun putwater, trekt men hun vergunning voor melkproductie in omwille van de aanwezigheid van enkele toevallige streptokokken of stafylokokken die zich in het niet ontsmette water bevinden dat op de boerderij gebruikt wordt. Nochtans drinken mens en dier al generaties lang van deze putten, zonder het minste gezondheidsprobleem. Sommige van deze bedrijfjes moeten noodgedwongen hun activiteit stopzetten omdat de aanleg van een leidingwatervoorziening een te hoge kost vormt.
Behalve als we onze mond aan de leidingwaterkraan zetten, drinken we in werkelijkheid zelden water dat aan de wettelijke normen voldoet. Om de werkelijke draagwijdte van de wettelijke normen voor drinkwater te testen, volstaat het een – in principe conform - leidingwaterstaal te nemen, het in een open karaf te gieten, het gedurende minstens 12 uur aan het licht bloot te stellen om er het chloor uit te verwijderen, daarna de inhoud in een proper, maar niet ontsmet glas te gieten en het naar een laboratorium te sturen voor analyse. Herhaal dit experiment een aantal keer en men zal vaststellen dat een aantal van de zo geanalyseerde stalen «niet conform» verklaard zullen worden. In feite zou men glas en eetbord en bestek na de afwas in een snelkookpan moeten steken, en met steriele doeken en steriele handschoenen en een mondmasker moeten werken om de microbiologische conformiteit te verzekeren, zoals in een operatiezaal.
Eisen dat een glas voldoet aan de wettelijke bacteriologische normen is dan ook een onrealistisch standpunt. Wat de wet voorschrijft op het vlak van drinkwaterkwaliteit zou enkel met streng toezicht mogen gelden voor het water dat de leidingwaterinstallaties van de distributiebedrijven verlaat. Jammer genoeg misbruikt men deze voorschriften door ze uit te breiden naar het glas van de consument, zelfs in België waar de conformiteitsgarantie nochtans vervalt vanaf de waterteller. In Frankrijk hebben overheden zelfs het recht de kwaliteit van niet op het leidingnet aangesloten water in het glas van de gebruiker te controleren, en dat tegen de wet op de bescherming van de privésfeer in !
Blijven hameren op het «gevaarlijk karakter» van het huishoudelijk gebruik van regenwater is hoe langer hoe minder geloofwaardig in een land als België, waar meer dan 750.000 personen er al jaren gebruik van maken voor persoonlijke hygiëne en meer dan 100.000 om van te drinken.
Biocompatibel water is een begrip gelanceerd door Joseph Országh in 1995 [1] op basis van de criteria van de bio-elektronica van Vincent. Het is een drinkbaar water dat aan andere criteria beantwoordt dan het wettelijke drinkwater, en waarvan het herhaaldelijk gebruik in principe geen schade toebrengt aan de gezondheid. Een biocompatibel water wordt nooit door chemische ontsmetting verkregen. Het is lichtjes gemineraliseerd (bevat 10 tot 250 mg/l aan minerale zouten), lichtjes zuur en heeft een redoxreactie in evenwicht of is een lichte reductor, nooit een oxidator (in vergelijking met chemisch zuiver water).
Biocompatibel water kan nochtans een kleine hoeveelheid fecale bacteriën bevatten (een tiental per 100 ml) en een honderdtal alledaagse kiemen. Het menselijke lichaam kan een dergelijke hoeveelheid bacteriën heel gemakkelijk de baas.
Met de huidige wetenschappelijke kennis kan men richtwaarden vastleggen - in plaats van de geldende starre normen - voor water dat ook bij herhaaldelijk gebruik geen schade aan de gezondheid toebrengt.
Wat de fysicochemische normen betreft, deze zijn voor biocompatibel water strenger dan voor wettelijk drinkwater. De volgende tabel toont de richtwaarden voor een biocompatibel water. Het gaat niet om wettelijke normen, maar om voorstellen waarover gediscussieerd kan worden.
Vergelijking richtwaarden voor biocompatibel water met deze van een aanvaardbaar drinkwater en van een drinkwater volgens de wet
Biocompatibel | Aanvaardbaar | Drinkbar volgens de wet |
|
pH | 5,0 - 7,5 | 6,5 – 8,5 | 6,5 – 9,2 |
rH2* | 18 - 29 | 28 – 30 | Niet onderzocht |
k** | 10 – 200 µS/cm | 200 – 850 | < 2 300 |
W*** | 3 – 30 µW | 30 – 100 µW | Niet onderzocht |
Om biocompatibel te kunnen zijn, moet een water op moleculair niveau gestructureerd zijn. Men mag niet vergeten dat het leven in het zoute water van de zee ontstaan is. In het serum van ons bloed zit nog steeds de getuigenis daarvan. De elektrochemische structuur komt tot stand dankzij het elektrisch veld van in het water opgeloste ionen. Deze ionen komen voort uit de elektrolytische dissociatie van de minerale zouten. Om biocompatibel te zijn, moet de totale watermassa gestructureerd zijn in de elektrische velden van de ionen. In de elektrochemie zegt men dat het water zich in de «cybotactische regio» bevindt of in de oplossingskrans die elke opgeloste ion omringt (zoals geformuleerd door Dr. E.W. Kosower). [Ref.: E.M. Kosower, in «Progress in Physical Organic Chemistry», vol. 3, Interscience, New York, 1965]. In deze oplossingskrans nemen de vierpolige watermoleculen een bepaalde oriëntatie aan die bepaald wordt door het elektrisch veld. In plaats van zich in een totale chaos te bevinden, zoals dat bij chemisch zuiver water het geval is, vormen de watermoleculen een geordend geheel.
De oplossingskrans rond de ionen geeft slechts een straling van een tiental angström af. Hij is dus in evenwicht. Het water noemt men «gestructureerd» als de oplossingskransen van naburige ionen mekaar raken. Deze toestand doet zich voor wanneer de concentratie van ionen (minerale zouten) de drempelwaarde van 10 milligram per liter bereikt. Boven deze waarde is het water niet méér gestructureerd, maar wel met meer ionen geladen. Onder deze waarde is het maar gedeeltelijk gestructureerd. De drempelwaarde werd berekend aan de hand van de klassieke elektrolytentheorie van Debye-Hückel. Die theorie biedt een wiskundig model van de elektrolytenstructuur in een waterige oplossing.
Daarom moet water, om biocompatibel te kunnen zijn, minstens 10 mg minerale zouten per liter bevatten.
Neerslagwater bevat zeer weinig minerale zouten. In de regenput worden er tijdens de pH-neutralisatie in lichte mate minerale zouten aan het water toegevoegd. Op dat moment is het gehalte aan minerale zouten, ook al is het nog zeer klein, voldoende om het water elektrochemisch te structureren.
Met betrekking tot drinkbaar water is één van de verwijten die men naar drinkbaar gemaakt regenwater slingert juist het lage gehalte aan minerale zouten, «onvoldoende om onze behoeften te dekken». Op basis daarvan raden sommigen de consumptie van regenwater af omdat het een «demineralisatie» van het organisme zou veroorzaken.
Deze opvatting, die helemaal niet wetenschappelijk bewezen is, wordt grotendeels gebruikt door ondernemingen die flessenwater commercialiseren. In de reclame heeft men het over «mineraal evenwicht», waarbij van de verschillende mineralen (calcium, magnesium, kalium, natrium, enz.) de hoeveelheden worden opgesomd die wij dagelijks nodig hebben. Naast deze informatie – die trouwens correct is – wordt op het etiket het gehalte vermeld aan deze elementen in het water dat het voorwerp uitmaakt van de reclame. Aan de consument om met behulp van de regel van drie de hoeveelheid water te bepalen die hij moet drinken om zijn dagelijkse behoefte aan mineralen te dekken. Maar op dat moment wordt de waarheid geweld aangedaan.
In werkelijkheid is de fixatie van minerale zouten door het organisme een ingewikkeld proces, dat uiterst moeilijk experimenteel te meten valt omwille van de uitwisselingsstromen. De minerale zouten opgenomen via water passeren het organisme alleen maar. Na een relatief korte tijd (ongeveer 20 minuten) is een groot deel van deze mineralen al via de urinewegen weer verdwenen. Juister zou zijn te zeggen dat een ongeveer gelijkwaardige hoeveelheid met de urine wordt afgevoerd. De behoefte aan minerale zouten van ons organisme wordt gedekt door onze voeding en niet door het water dat we drinken.
Over het algemeen kan men stellen dat tijdens een periode van normale voeding, de minerale zouten die zich in onze drank bevinden geen rol spelen in de weefselopbouw van ons lichaam (of alleszins een zeer marginale rol). Ionen die daarentegen afkomstig zijn uit elektrolyse van in water opgeloste minerale zouten kunnen aan biologische processen deelnemen zonder «geassimileerd» te worden. Er ontstaat een dynamisch evenwicht tussen de aanbreng van minerale zouten via voeding en de afvoer ervan via urine en transpiratie. Over het algemeen moeten deze mineralen (ionen) omhuld (chelatie) worden door organische moleculen. Deze gechelateerde ionen zitten in onze voeding, maar niet in ons drinkwater. Een groentenbouillon, fruit, melkproducten en vlees vormen de bron van opneembare minerale zouten. Voedingssupplementen verkocht in apotheken om het gebrek aan minerale zouten te compenseren bevatten in feite gechelateerde metaalionen, die dus door het organisme opneembaar zijn.
De belangrijkste rol van het water dat we drinken is de compensatie voor de vochtverliezen via transpiratie, ademhaling en ontlasting. Het water dat via deze organen wordt uitgescheiden, voert terzelfdertijd ook de afvalstoffen uit onze stofwisseling af. Het water dat we drinken «wast ons» vanbinnen. Daaruit volgt dat, hoe meer minerale zouten ons drinkwater bevat, hoe minder het de rol van zuiveraar kan spelen, en hoe meer het onze nieren belast. Daaruit moet men echter niet besluiten dat men gedistilleerd water moet drinken, of water dat gefilterd is met behulp van omgekeerde osmose in combinatie met een deioniserend filter, zoals door sommige handelaars wordt aanbevolen.
Als wij in staat zouden zijn het calcium of het magnesium uit een hard water (dat veel kalk bevat) te benutten, dan zou dat het einde betekenen van ziekten zoals osteoporose, heupartrose of ziekten te wijten aan magnesiumtekort. Dan zou ook de consumptie van ijzerhoudend water een einde stellen aan bloedarmoede. De medische realiteit lijkt deze stellingen niet te bevestigen.
Het vastleggen van minerale zouten uit drinkwater vindt pas plaats tijdens een vastenperiode die langer dan een week duurt. Om die reden is het tijdens zo’n vastenperiode beter om het drinken van regenwater of licht gemineraliseerd water te vermijden. Het risico op demineralisatie van het organisme doet zich in werkelijkheid alleen voor tijdens een vastenperiode waarin men enkel water tot zich neemt (dus periodes waarin men niet eet, maar wel nog water drinkt).
Moeten we gedistilleerd water drinken ?
Sommige handelaars die zich beroepen op de Bio-elektronica van Vincent bevelen aan gedistilleerd water te drinken. Dit is echter een verkeerde interpretatie van de ideeën van Louis-Claude Vincent. Distillatie maakt «schoon schip» met de opgeloste stoffen in het water. Door herhaaldelijke distillatie in installaties gemaakt van kwarts of zuiver tin bereidden chemici indertijd chemisch zuiver water. Een dergelijk water, dat geen elektrolyten (minerale zouten) bevat, heeft geen structuur op moleculair niveau. Water zonder moleculaire structuur is niet biocompatibel. Door zijn grotere verwantschap met minerale zouten die in ons organisme in geïoniseerde vorm aanwezig zijn, kan het zelfs een risico voor de gezondheid vormen. Om structuur te kunnen hebben, is de aanwezigheid van een kleine hoeveelheid ionen, afkomstig van de splitsing van minerale zouten door elektrolyse, onontbeerlijk.
Gedistilleerd of gedemineraliseerd water drinken is dus niet goed voor de gezondheid. Distillatietoestellen zijn dus niet nuttig – behalve dan in de eerstehulptasjes aan boord van reddingsboten op zee.
Een gangbare omgekeerde osmosefilter, die een groot deel van de opgeloste minerale zouten uit het water verwijdert, laat er nog genoeg achter om het water structuur te kunnen geven. Een dergelijk water is dus biocompatibel. Jammer genoeg bieden bepaalde handelaars systemen aan gebaseerd op omgekeerde osmose, maar gekoppeld aan deïoniserende systemen op basis van harsen. Het aldus verkregen chemisch zuiver water is uiteraard niet biocompatibel. Diezelfde handelaars bieden hun klanten vervolgens gestandaardiseerde minerale zouten aan om in het water op te lossen, wat een nutteloze stap is, aangezien een eenvoudige omgekeerde osmosefilter al een licht gemineraliseerd water van gelijkwaardige kwaliteit levert, voor een veel lagere prijs. De andere eigenschappen van biocompatibel water zijn identiek aan die van het wettelijk drinkbaar water.
Belangrijke opmerking : Het is veel gemakkelijker bacteriën uit water te verwijderen dan de fysicochemische eigenschappen ervan te veranderen. Met behulp van een keramisch filter verwijdert men bijna alle bacteriën (99.9%), zonder een beroep te doen op chemische ontsmetting. De fysicochemische eigenschappen van correct gestockeerd regenwater in een betonnen regenput beantwoorden perfect aan die van een biocompatibel water.
En wat met mineraalwater ?
Voor mineraal water voor therapeutisch gebruik gaan uiteraard de bovenstaande beschouwingen niet op. De in dit water opgeloste zouten hebben een therapeutische werking. Alleen moet men het tijdelijk, als kuur consumeren. Het zou niet goed zijn dit als tafelwater te gaan gebruiken. Raadpleeg in dit verband best uw huisarts.
Vergeet niet dat een gehalte aan minerale zouten (juister is: elektrolyten) boven de 200 mg/l de nieren kan overbelasten. Een gezonde persoon kan nochtans zonder problemen water verdragen dat 600 tot 800 mg/l zouten bevat. Maar we weten natuurlijk niet vooraf of onze nieren een «zwak punt» vormen of niet. Meestal worden we ermee geconfronteerd op gevorderde leeftijd, en is het al te laat. De consumptie van een biocompatibel kwaliteitswater is dus een wijze voorzorgsmaatregel.
Iedereen is het ermee eens dat een gezond persoon minstens 1,5 liter water per dag moet drinken. Het dient niet alleen om de verliezen door urine, ontlasting en transpiratie weer aan te vullen, maar ook om de fysiologische processen in het lichaam te onderhouden.
«Lange tijd was ik ervan overtuigd dat ik genoeg water dronk. Vanwege gezondheidsproblemen, meer bepaald aan het hart, vestigde mijn dokter mijn aandacht op een zeer alledaags feit. In die anderhalve liter (om correct te zijn: het is wenselijk dat men een dertigste van zijn lichaamsmassa zou opnemen) die we dagelijks moeten drinken, mogen we andere dranken niet meetellen, zelfs al bevatten ze veel water, zoals koffie, thee, fruitsap, allerlei frisdranken, soep, enz., en ook het water in voedingsmiddelen niet. Door de hogere osmotische druk wordt het water uit deze dranken door het lichaam opgenomen als voedsel. Welnu, we hebben ook behoefte aan vrij of beweeglijk water dat niet vol zit met opgeloste stoffen. Niets kan aldus zuiver – liefst biocompatibel – water vervangen.»
Misschien is het fout om het water in een soep of bier te vergelijken met het water van een bron of een goede put en het eerste mee te tellen in onze waterbehoefte. In de twee gevallen gaat het om H2O, maar water in oplossingen (opgeloste stoffen) is niet «vrij». Het zit vast in een elektrostatisch veld waarbij het ionen en andere opgeloste moleculen omringt, wat men de «cybotactische veld» noemt zoals we hiervoor al gezien hebben. Tijdens de osmotische uitwisselingsprocessen heeft ons lichaam nood aan een zekere hoeveelheid «vrij» of «beweeglijk» water voor het onderhoud van de vitale functies.
Het oordeel van een arts
In dit verband is het interessant de werken van Dokter F. Batmanhelidj te lezen. Volgens hem leert ons lichaam, dankzij het aanpassingsvermogen van levensvormen, zelfs bij afwezigheid van vrij water, «zijn plan te trekken», door water aan voedingsmiddelen te onttrekken, maar in dat geval, wordt een toestand van fysiologische dorst in het leven geroepen. Na verloop van tijd spelen we zelfs ons dorstgevoel kwijt. De verholen chronische dorst die eruit voortvloeit wijzigt op den duur de vitale functies en brengt ziektes teweeg waarvan zelfs ervaren artsen de echte oorsprong niet vermoeden. Ieder organisme reageert anders op chronische dorst. Aanvankelijk voelt men enkel een soort vermoeidheid en een gebrek aan energie. Later kunnen hoofdpijn en migraine verschijnen, waarvan de oorsprong door geen enkele medische analyse ontdekt wordt. Sommigen krijgen last aan gewrichten, anderen een verhoogde bloeddruk of ontwikkelen een maagzweer, chronische verstopping of zelfs hartproblemen. Het is uiteraard duidelijk dat deze veranderingen in de gezondheidstoestand niet altijd te wijten zijn aan chronische dorst, maar deze maakt de toestand wel altijd erger. Soms is hij er ook de oorzaak van.
Chronische dorst veroorzaakt celverdroging (met onder meer vroegtijdige veroudering). Men kan de ontwikkeling van dorst gemakkelijk begrijpen wanneer men grote hoeveelheden water inneemt in de meest uiteenlopende vormen, zoals fruitsap, gesuikerde dranken, wijn, bier, enz. Daartoe volstaat het de osmotische druk van deze vloeistoffen te meten en deze te vergelijken met die van zuiver (biocompatibel) water. Dan komt men tot de vaststelling dat deze voedingsvloeistoffen in feite hypotonisch zijn. Eenmaal in het verteringsstelsel aangekomen, creëren ze een soort osmotische depressie die het water van het organisme naar de darmen en de nieren «pompt». Sommigen vermoeden zelfs het bestaan van een demineralisatieprobleem.
In tegenstelling tot gangbare opvattingen is het juist de inname van sterk gemineraliseerd of met veel opgeloste stoffen beladen water die, door het spel van de osmotische druk, een soort «verpomping» van minerale zouten naar de uitscheidingsorganen zal veroorzaken. Dat is één van de redenen waarom een biocompatibel water slechts lichtjes gemineraliseerd is.
Mijn persoonlijke ervaringen
«Zoals hierboven al gezegd, ik was ervan overtuigd dat ik genoeg dronk, tot ik op een dag elke deciliter water die ik dronk ben beginnen meten, als wetenschappelijk experiment. Het resultaat was verrassend: ik dronk minder dan een halve liter water per dag, zonder het minste dorstgevoel te ondervinden. Dus ben ik mezelf een ander drinkpatroon gaan opleggen door iedere dag ongeveer 1,5 liter zuiver water te drinken. Aanvankelijk moest ik extra moeite doen, want dorst had ik niet. Die begon maar op te komen na dit regime één of twee weken volgehouden te hebben. Het resultaat liet echter niet op zich wachten: mijn verstopping verdween, mijn (gelukkig zeldzame) nierpijnen verdwenen geleidelijk aan, de hartfunctie normaliseerde zich door het verdwijnen van kloppingen.» [Getuigenis van Joseph Országh]
Niet dat water een «universeel wondermiddel» is, maar ik denk dat water drinken op de juiste manier wel degelijk de gezondheid kan verbeteren, soms zelfs spectaculair.
Om helemaal eerlijk te zijn moet ik de lezer erbij vertellen dat de hierboven gemaakte beschouwingen niet door alle voedingsdeskundigen gedeeld worden. Als voorbeeld neem ik Alain Mahieu - hygiëneadviseur – die stelt dat de inname van buitensporige hoeveelheden water ook gezondheidsproblemen kan veroorzaken. Ik citeer: «Sommigen beklemtonen dat het toevallig de grote waterdrinkers zijn die vaak slachtoffer zijn van zware benen, van gewichtsproblemen (water dat vastgehouden wordt) met een bierbuikje, van opgeblazen gevoel, kortom van kwalen waarvan men beweert dat ze worden verwijderd...» door een grote waterconsumptie [Cf. Bioinfo, n°82, september 2008, blz. 14].
Erkend moet worden dat de interacties tussen ingenomen water en het lichaam enorm complex zijn. De elkaar soms tegensprekende standpunten worden nochtans gevoed door eerlijke klinische waarnemingen. Zelfs voor wetenschappers is het moeilijk de gefundeerdheid van een bewering te controleren. De verschillende klinische waarnemingen worden gedaan op patiënten met verschillende biologische en pathologische achtergrond. Onze kennis van moleculaire biologie is niet toereikend om deze vraag met zekerheid te kunnen beantwoorden.
De gulden middenweg
Zoals zo vaak is «de gulden middenweg», gekoppeld aan een aandachtige waarneming van het eigen lichaam, de beste gids. Wat de consumptie van water betreft zou men idealiter het vermogen om de echte dorst te voelen moeten terugvinden. Deze prikkel kan men jammer genoeg verliezen door onaangepaste voedingsgewoonten. We kunnen een waterkuur volgen door effectief een dertigste van ons lichaamsgewicht aan water in te nemen. Een dergelijke stap – als die beperkt blijft tot één of een paar weken – zal geen gezondheidsproblemen opleveren. Wij hebben de mogelijkheden om aandachtig de reacties van ons lichaam op te volgen en onze handelswijze aan te passen voor een beter welzijnsgevoel. Tussen «te veel» en «te weinig» zullen onze waarnemingen naar de juiste weg leiden.
Na een weekje waterkuur moeten we – eventueel zelfs nog voor we de voorziene hoeveelheid water hebben ingenomen - het moment vinden waarop ons lichaam ons zegt: nu geeft drinken mij geen plezier meer. Een andere test bestaat erin de kleur van onze urine te onderzoeken: te helder = te veel water gedronken, te donker = te weinig water. Let echter op, de kleur van urine is ’s morgens en ’s avonds niet gelijk. Voor deze test moet men 24 uur lang zijn urine verzamelen in een fles. In alle gevallen is de urine van een gezonde persoon helder, zonder de minste vertroebeling.
Hoe meer water men drinkt, hoe aandachtiger men moet zijn voor de kwaliteit ervan. Deze idee moet echter met een korrel zout genomen worden. Op het risico af sommigen te ontgoochelen, denk ik dat het veel beter is per dag voldoende leidingwater van middelmatige kwaliteit te drinken (bij voorkeur ontdaan van chloor door verluchting in een open karaf) dan te weinig hoogkwalitatief biocompatibel water, of zogezegd «gedynamiseerd», «gemagnetiseerd», enz. water in te nemen. De correcte hoeveelheid is van groter belang dan het denken aan een bepaalde kwaliteit die eerder een kwestie van details is.
Nog één opmerking. Meer en meer voedingsdeskundigen en diëtisten lijken toch de wetenschappelijke beschouwingen voortvloeiend uit de theorie van de Bio-elektronica van Vincent te erkennen. Terwijl de meningen over hoeveelheden uiteenlopen, ontstaat er een soort consensus aangaande de kwaliteit: biocompatibel water is lichtjes gemineraliseerd (minder dan 200 mg/l), lichtjes zuur of neutraal, en chemisch neutraal (rH2minder dan 29).
Als men het over drinkwater heeft, spreekt men vaak over «gedynamiseerd» water, of over de «dynamisering» van water. Men stelt mij overigens dikwijls de vraag welk apparaat men het beste kiest om drinkwater te «dynamiseren».
Het begrip gedynamiseerd water dook voor het eerst op in de jaren 1920. Enkele onderzoekers hebben in de 20e eeuw rond dit thema gewerkt, wat geleid heeft tot verschillende «dynamisatieprincipes» voor de behandeling van water – via mechanische (specifieke turbulentie), akoestische (geluiden en muziek), elektromagnetische ( «gemagnetiseerd» water), elektrostatische, of nog andere weg – met als doel water te herstructureren om het «zijn oorspronkelijke vitale eigenschappen terug te geven». De dynamisering van water heeft tot doel het menselijk organisme te stimuleren en positieve effecten te creëren op de gezondheid. Die principes hebben geleid tot de commercialisatie van «dynamiserende» waterapparaten, ieder werkend volgens een eigen principe, maar waarvan de doeltreffendheid en de deugdelijkheid vaak in twijfel getrokken kunnen worden.
De verschillende «dynamisering»
Een van de «dynamisatie»-methodes voert structurele informatie aan het water toe. Een noodzakelijke – maar niet voldoende - voorwaarde om dit te kunnen verwezenlijken is het creëren van een chaotische toestand in het water op moleculaire schaal. Een dergelijke toestand is bijzonder vluchtig, hij duurt maar enkele milliseconden. De informatie moet dus op dat specifieke moment ingevoerd worden. Men kan dus een dergelijk staaltje van technisch vernuft loslaten op een goed bestudeerde turbulentie waarmee een min of meer blijvende colloïdale toestand gecreëerd kan worden [2]. Het probleem met dergelijke apparaten is tweeërlei: de houdbaarheid van de gevormde colloïden en de aard van de geïntroduceerde informatie.
De kunstmatig opgewekte turbulentie in het water veroorzaakt ook elektrische spanningen die men perfect kan meten met behulp van een gevoelige galvanometer. De beruchte badkuip van Jeanne Rousseau (welbekend in bio-elektronische middens) werkt volgens dit principe. Het is een andere weg om de structuur van water te wijzigen. Maar ook hier moet men de initiële kwaliteitsnormen respecteren.
Elektrostatische interactie met kristallijne oppervlakken kan eveneens de structuur van water beïnvloeden. Bepaalde mineralen – zoals natuurlijk puimsteen of colloïdale silicium – hebben die eigenschap. Dit verklaart meteen de opmerkelijke kwaliteiten van sommige natuurlijke bronwaters.
Een andere weg bestaat erin een informatieoverdracht te creëren door de combinatie van magnetisch en elektrostatisch veld en dito hoogfrequente pulsen. Het vertrekpunt is een kristallijne structuur in een vaste standaard die men wenst over te zetten, ofwel rechtstreeks in het water, ofwel op een kristallijne drager (gemaakt van zeer zuivere silicium of zelfs van kalk) die men achteraf in het te wijzigen water brengt. Een typisch voorbeeld van dit procedé is de bereiding van Plocherproducten.
De eenvoudigste en meest genoemde weg is de informatieoverdracht waarbij het water in contact komt met een keramische drager die dusdanig gebakken is dat er zich op het oppervlak kristallen vormen met centra (in feite kristallijne gebreken) die een intens elektrostatisch veld bezitten dat in staat is wijzigingen in het water te veroorzaken. De techniek om deze kristallen te vormen is maar in enkele toponderzoekscentra aanwezig. Zelfs de elektronische microscopie lijkt dergelijke formaties niet zomaar bloot te kunnen leggen. Ik betwijfel sterk of de fabrikanten van dergelijke keramiek over instrumenten zoals de tunneleffectmicroscoop beschikken. In dit verband is volgende opmerking op zijn plaats. Ik kan mij perfect een informatieoverdracht voorstellen bij rechtstreeks contact met water; in een karafje gemaakt van dergelijke keramiek. Ik ben daarentegen niet overtuigd van de mogelijkheid tot wijziging van het water met een keramische plaat of keramisch bord waarop men gedurende enkele seconden een karaf of glas met te wijzigen water (of drank) plaatst. Met dergelijk keramiek heb ik enkel nog maar degustatieproeven gezien – nooit dubbelblind uitgevoerd – met een publiek dat maar wat graag de verkoper wilde geloven.
In mijn hoedanigheid van wetenschapper wil ik best wel aannemen dat er controleerbare en herhaalbare effecten en waargenomen experimentele feiten zijn. Alleen, het probleem met dergelijke methodes is hun empirische aard, vaak moeilijk te herhalen, en moeilijk binnen de juiste wetenschappelijke banen te houden. Uitgerekend daar wringt vaak het schoentje bij de uitvinders van deze toestellen. Ik heb de gelegenheid gehad er een aantal te ontmoeten in een poging om hun uitvinding beter te leren kennen. In alle gevallen, zonder uitzondering, kreeg ik niks anders gepresenteerd dan totaal onbegrijpelijke pseudowetenschappelijke praatjes.
Een goede uitvinding, zelfs een experimentele, is een intellectuele eigendom die een bescherming verdient door middel van een brevet, gedeponeerd merk of iets dergelijks. Maar van zodra die bescherming verzekerd is, belet er de uitvinder niets nog om het principe van zijn uitvinding kenbaar te maken. Als dat niet gebeurt, dan kan ook geen enkel onderzoek naar echtheid die naam waardig plaatsvinden en kan men fraude vermoeden bij het vermarkten van het product.
De «dynamisering» en de elektrochemische eigenschappen van het water
Dergelijke apparaten zijn steeds talrijker op de markt. De verbeteringen beloofd door deze toestellen zijn niet met klassieke chemische of elektrochemische analyses detecteerbaar – en evenmin aan de hand van bio-elektronische analyses. Dat betekent uiteraard niet dat het behandelde water geen wijzigingen ondergaat – in bepaalde gevallen tenminste. Kwaliteitsanalyses door middel van fractale kristallisatie (sommigen noemen deze techniek gevoelige kristallisatie) brengen wel degelijk wijzigingen aan het licht.
In de reclame voor deze apparaten beroept men zich vaak op klinische waarnemingen die de wonderbaarlijke eigenschappen van het aangeprezen apparaat moeten «bewijzen» (de prijs van het apparaat overstijgt wel altijd buitenmatig de werkelijke fabricatiekost ervan). Het probleem met die waarnemingen is de scheiding tussen het objectieve en het subjectieve gedeelte ervan. Sommige wetenschappers zouden zeggen: «Het volstaat om de proeven dubbelblind uit te voeren om de twee van mekaar te scheiden». Dat is een eerbiedwaardige zienswijze, maar hij biedt geen garanties dat men het bij het rechte eind heeft. Vaak miskent men de enorme invloed van onze hersenen, van ons bewustzijn op ons lichaam. In heel wat gevallen is al gebleken dat een dubbelblind getest geneesmiddel dat daarbij «totaal ondoeltreffend» bleek, plots een opmerkelijke remedie wordt bij personen die een actief verband hebben kunnen leggen tussen hun psyché en hun gezondheidstoestand. De individuele weg naar dit verband – naar de twee-eenheid – is waarschijnlijk de basis voor de post-wetenschappelijke geneeskunde, de geneeskunde van de toekomst die de huidige wetenschappelijke geneeskunde zal vervangen. Het gaat hier geenszins om een of andere mystieke geneeskunde, maar om een wetenschap die alle componenten van het menselijk wezen geïntegreerd zal hebben. Het probleem op vandaag is het niet scheiden van de uitgevoerde onderzoeken van commerciële belangen.
Het toepassingsgebied van zogenaamd «gedynamiseerd» water bevindt zich op dit niveau. Tenzij ik mij zwaar vergis, is de eerste bekommernis niet om te weten of deze of gene dynamiseringsmethode al dan niet doeltreffend is, maar om het toepassingsgebied te kennen binnen de kunst van het genezen of van het vrijwaren van de gezondheid. Ieder menselijk individu is uniek en verschilt van de anderen. Ik denk dat er voor dezelfde kwalen een veelheid aan remedies bestaat, aangepast aan elk individu. Volgens mij heeft het weinig zin veel geld uit te geven aan «miraculeuze» dynamiseerapparaten zonder eerst een persoonlijke stap te hebben gezet naar eenheid van lichaam en geest. Wanneer er na het nemen van een dergelijke stap een zekere eenheid ontstaat, dan ontdekt men, in alle gevallen, de gratis of goedkope wegen naar een betere gezondheid.
Het is goed te weten dat die «wonderbaarlijke» dynamiseerders – op een paar zeer zeldzame uitzonderingen na – de chemische samenstelling en elektrochemische eigenschappen van water niet veranderen. Welnu, het zijn juist die eigenschappen die in de eerste plaats de noodzakelijke voorwaarden voor het vrijwaren van de gezondheid bepalen. Dus, het heeft geen enkele zin om een vanuit chemisch of elektrochemisch oogpunt water van matige kwaliteit (peperduur) te laten «dynamiseren». Zij die beweren dat ze leidingwater van matige kwaliteit biocompatibel maken zonder de chemische samenstelling ervan te veranderen, misleiden hun klanten. Wanneer het aangeboden apparaat dan ook nog eens duur is, dan ruikt dit naar oplichterij.
De «dynamisering» en de structurering van watermoleculen
Verkopers hebben het vaak over de structurering van watermoleculen, zonder de elektrochemische grondslag van dit begrip te kennen. Een chemisch puur water is inderdaad gedestructureerd. Dat is het geval met gedistilleerd water of volledig gedemineraliseerd water verkregen met behulp van inverse-osmosetoestellen gekoppeld aan deïoniserende harsen. Deze toestellen zijn bovendien zeer duur in vergelijking met een eenvoudig osmosetoestel. De supramoleculaire structurering vindt plaats onder invloed van in het water opgeloste elektrolyten. Deze elektrolyten zijn afkomstig van de elektrolytische ontbinding van minerale zouten. Het sterke elektrostatische veld van de ionen lijnt de vierpolige watermoleculen uit (deze hebben twee positieve en twee negatieve ladingen verdeeld over de hoogste punten van een viervlak) zodat geordende structuren ontstaan. Dit is de eerste voorwaarde voor biocompatibiliteit. Dit doel is bereikt van zodra alle watermoleculen uitgelijnd zijn in het elektrisch veld van de opgeloste ionen (ze bevinden zich dan in de oplossingskrans). Volgens de klassieke theorie (van Debye-Hückel) over elektrolyten, vindt de bedekking van de oplossingskransen van naburige ionen plaats bij een concentratie aan minerale zouten boven 10 milligram per liter. Een drinkwater dat bijvoorbeeld 15 of 20 mg/l aan minerale zouten bevat, is dus volgens deze zienswijze al biocompatibel.
Toevoeging van andere deeltjes (pesticideresidu’s, detergenten, klassieke medicamenten, organische verbindingen) verandert de structuur die initieel door de opgeloste ionen tot stand kwam. Ook het oplossen van te veel minerale zouten heeft dit effect, maar op een andere manier. In beide gevallen wordt het moeilijker nog aan de voorwaarden voor biocompatibiliteit te voldoen. «Dynamiseer»-apparaten hebben tot doel de waterstructuur terug te brengen tot de toestand die bestond bij gehaltes aan elektrolyten kleiner dan 100, 50, 20 of 15 mg/l en in afwezigheid van andere vervuilende stoffen. Zolang die andere vervuilende stoffen erin aanwezig blijven, en ook in het geval van een teveel aan minerale zouten, moet men zich redelijkerwijs niet verwachten aan overtuigende resultaten. De hoofdreden is de enorme intensiteit van de elektrische ionenvelden op afstanden van enkele angström, zo goed als ontoegankelijk met elektronische of elektrochemische middelen (externe magnetische of elektrostatische velden of anodische oplossing van metalen, de zogenaamde «oligo-elementen»). De fractale kristallisatieproeven tonen (met inbegrip van ijskristallen) enkel de herschikking van ionen die in staat zijn de nucleaire kernen van de in het water gevormde kristallen te wijzigen. Op dit principe zijn de magnetische voorzieningen gebaseerd die de vorming van kalk op huishoudelijke elektrotoestellen moeten tegengaan.
Als men wel over een goed apparaat beschikt, dan moet het te dynamiseren water vanaf het begin beantwoorden aan de biocompatibiliteitscriteria zoals beschreven aan het begin van dit hoofdstuk, om werkelijk van een dynamiserend effect te kunnen genieten. Een water van middelmatige kwaliteit (zoals het leidingwater) dynamiseren is dus min of meer hetzelfde als een gouden ring door de neus van een varken steken om hem er beter te doen uitzien.
Om verder te lezen, ga naar het hoofdstuk over chloor en uv-straling.